Ieder individu heeft zeggenschap heeft over zijn eigen lichaam en geest. Dit principe van zelfbeschikking maakt dat wij voor een aantal ethische thema’s van mening verschillen met andere levensbeschouwingen. Dit is het geval als vanuit een specifieke, vaak religieuze moraal de individuele vrijheid van het individu dreigt te worden ingeperkt. Wij pleiten voor het recht op zelfbeschikking.
Tot 1990 was abortus in België verboden. Clandestiene abortussen veroorzaakten ernstige letsels bij vrouwen, soms met de dood tot gevolg. Vrijzinnig humanisten streden hard voor het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw, voor het recht om zelf over haar lichaam te beslissen.
De wet van 3 april 1990 plaveide de weg voor een veilige zwangerschapsafbreking voor vrouwen in nood. Abortus bleef echter bestaan als een misdrijf, ‘een moreel laakbare daad’. Bovendien schiet de wet tekort. In 2017 alleen al reisden honderden vrouwen gedwongen naar Nederland voor een zwangerschapsafbreking na de termijn van 12 weken. De overheid laat al die vrouwen in de kou staan, want zij draaien zelf op voor de kosten van een zwangerschapsafbreking in het buitenland. De meest kwetsbare vrouwen kunnen zich deze trip niet eens veroorloven. Met alle gevolgen van dien.
De wet van 15 oktober 2018 haalde abortus op papier uit het strafwetboek. Dat de noodsituatie werd geschrapt, de arts voortaan een doorverwijsplicht heeft en er een strafbaarstelling is voor de zogenaamde ‘abortushekelaars’, is een stap in de goede richting. De weg is echter nog lang. Wie de wettelijke voorwaarden niet naleeft, hangt nog steeds dezelfde straffen boven het hoofd. Bovendien blijft de termijn van twaalf weken na de bevruchting zo goed als intact. Enkel wanneer de eerste raadpleging gebeurt minder dan zes dagen voor het einde ervan, komt er een pro rata verlenging. Ook die bedenktijd van zes dagen blijft behouden, tenzij er medische redenen zijn.
deMens.nu pleit voor een algemene hervorming van de abortuswetgeving naar een modern, eigentijds ethisch kader dat de rechten van de vrouw en het toekomstig kind optimaal balanceert.
Dat betekent:
Draagmoederschap is een complex psychologisch, praktisch en juridisch gebeuren. Daarom is er nood aan een goede omkadering. Het gaat om vrijheid en zelfbeschikking, maar evengoed om het vermijden dat draagmoederschap een commercieel gegeven wordt – wat niet weg neemt dat een kostenvergoeding wel kan. Daarom is een goede screening, zoals dit nu al gebeurt in de fertiliteitscentra, van kandidaat draagmoeders nodig, net als duidelijke afspraken.
Omdat wetgeving ontbreekt, valt draagmoederschap in ons land onder het familiaal recht. Dat betekent dat ofwel de echtgenoot van de draagmoeder zijn vaderschap moet betwisten en dat van de wensvader gerechtelijk moet worden vastgesteld. Ofwel moet er een adoptieprocedure worden opgestart. Dit kan pas twee maand na de bevalling en het hele proces neemt algauw een à twee jaar tijd in beslag.
Hoewel de baby tijdens de procedure al bij de wensouders kan leven, zijn zij nog niet de wettelijke ouders. Dat creëert heel wat praktische en juridische problemen. Bovendien bestaat de kans dat de draagmoeder weigert de baby af te staan of dat de wensouders alsnog – om welke reden dan ook – weigeren de baby op te nemen in het gezin. Het spreekt voor zich dat noch de ouders, noch het pasgeboren kind, die onzekerheid verdienen.
Dankzij de fertiliteitscentra verlopen draagmoederschappen in België vrij goed, zelfs bij afwezigheid van een wettelijk kader. Maar niet alle draagmoederschappen verlopen via die centra. De onzekerheid drijft wensouders soms naar het buitenland, waar niet altijd een duidelijk verbod is op commercieel draagmoederschap of waar er problemen ontstaan met visums en adoptieprocedures. Denk maar aan baby D in 2005. Tot op vandaag zijn de wonden nog niet geheeld bij alle betrokkenen.
Duidelijke richtlijnen op basis van expertise die men binnen de fertiliteitscentra heeft opgebouwd zijn voor draagmoederschap in België dan ook noodzakelijk.
In 2002 nam de wetgever drie wetten aan die een grote impact hebben op het medisch recht in het algemeen en de medische beslissingen bij het levenseinde in het bijzonder. Het betreft de wet betreffende de rechten van de patiënt, de wet betreffende de euthanasie en de wet betreffende de palliatieve zorg.
Na tien jaar toepassing kon men een ruimte van vrijheid zien ontstaan dankzij de mogelijkheid van een open dialoog tussen patiënten en artsen en een humanisering van het levenseinde. Dit neemt niet weg dat het werk nog lang niet af is, zowel op wettelijk vlak als wat betreft de toepassing en de middelen.
De huidige euthanasiewet is een goede wet: patiënten hebben het recht om euthanasie te vragen. Toch bevat de wet bevat nog hiaten en botst zij bij haar toepassing op verschillende obstakels.
De Centraal Vrijzinnige Raad (CVR) vraagt dat bepaalde groepen personen kunnen beroep doen op euthanasie.
De CVR vraagt ook met aandrang:
Wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen hebben de leefwereld van de mens ingrijpend veranderd. Technologie weegt steeds zwaarder door in ons leven en zal deel uitmaken van veel antwoorden die we op maatschappelijke uitdagingen formuleren. Denk aan verouderende bevolking, stijgende gezondheidskosten, gezonder en beter werk, milieu, klimaatveranderingen, mobiliteit en energie.
Terzelfdertijd ontstaat een nieuwe uitdaging. Technologie is immers niet neutraal. Een op humanistische principes geënt ethisch kader dat de evolutie in dit domein begeleidt is cruciaal.
We schuiven samen met de werkgroep Homo Roboticus volgende aanbevelingen naar voor:
Deze tekst verscheen eerder op deMens.nu. Ontdek er meerdere artikels over zelfbeschikking en andere thema's.
We nemen zo snel mogelijk contact op.
Je kan ons ook bereiken via 011/210654 of via hasselt@demens.nu